De Beer – ooit Europa’s toonaangevende vogelparadijs
Het Westlandse volk dat zich het unieke vogeleiland De Beer tegenover Hoek van Holland nog kan heugen, wordt gering in aantal. De Beer ontstond met de aanleg van de Nieuwe Waterweg in 1868. Honderd jaar later viel het doek met de uitbreiding van de Maasvlakte en kwam een einde aan een voor Europa uniek natuurreservaat. Een prachtig eiland waar toenmalig natuurgoeroe Jac. P. Thijsse euforisch werd over ‘een weergaloos vogelleven’ en waar Nobelprijswinnaar Nico Tinbergen de stormmeeuw, dwergsterns, grutto’s en strandplevieren observeerde op hun trektochten naar het zuiden. Te midden van een rijke flora met bloeiende kamperfoelie, lepelblad, melkkruid en zeepostelein rond duinmeertjes en stuifduinen.

Henk Dekker, De Beer, olie op doek, collectie Galerie De Wijde Meren, Breukeleveen
De ondergang van De Beer is een gevolg van de economische politiek van wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Rotterdam had behoefte aan expansie maar helaas onvoldoende oog voor de natuur (een kwalijke Nederlandse gewoonte!). Volgens de latere Minister van Economische Zaken Harry Langman had men een deel kunnen behouden omdat 400 hectare onnodig werd platgewalst voor een niet levensvatbaar geacht staalproject. Ook Rozenburg werd de dupe. Maarten ’t Hart citeerde in De Jacobsladder zijn grootvader ‘die elke avond bad dat men maar van de Beer zou afblijven’.
Industrieel landschap dat verscheen, schreef Martha Vollering in Schilders aan de Nieuwe Waterweg. De Waterweg die De Beer in 1868 schiep, slokte het natuurreservaat in 1963 weer op voor de creatie van een modern havencomplex.

Johan Miedema, De Nieuwe Waterweg en De Beer, olie op steen, collectie Mart Valstar